Als je met je aanstaande echtgenote op vakantie gaat naar de plek waar je een belangrijk stuk van je jeugd hebt doorgebracht, ben je onherroepelijk met de toekomst en het verleden bezig.
Vakantie is natuurlijk het uitgelezen moment om het hoofd leeg te maken. Een periode om de dingen waar je niet aan toe bent gekomen een plaats te geven en na te denken over levensvragen als; “Wie ben ik?”, “Wie zijn wij?”, “Waar komen we vandaan?”, en last but not least “Waar willen we naartoe?”.
Sinds 1 januari wonen we officieel samen. En daar zijn we heel blij mee. Het geeft een soort van rust èn bevestigd wat we voor elkaar voelen. We zijn, al zijn we al bijna drie jaar samen, nog steeds aan het uitzoeken hoe we dat officieel samenwonen nu gaan implementeren in onze nieuwe levensfase. Haar huis is ineens ons huis, haar tuin onze tuin, haar bed ons bed en dat is fijn, en het betekent voor ons allebei concessies doen en de ander ruimte geven. Loslaten en delen.
En dan doet zich nu ook nog eens de situatie voor dat er, toevallig, bij ons allebei tegelijk, positieve ontwikkelingen zijn in onze “carrières”.
Ik begin op 1 september aan een nieuwe baan als kok bij landgoedhotel de Holthemsche Hof in Berg en Dal.
Juliëtte zit ook in een sollicitatieprocedure. Voor de functie case manager met het aandachtsgebied urologie binnen het Radboud UMC. Een functie die haar naar mijn bescheiden mening op het lijf geschreven is.
Bretagne is voor mij, misschien ook wel vanwege de Keltische cultuur, sowieso een goede plek voor bezinning. Drie weken is natuurlijk altijd te kort om aan al die dingen toe te komen, en zelfs te kort om alles wat ik aan Juliëtte wil laten zien, horen en niet te vergeten proeven, maar we zijn een heel eind gekomen.
Omdat ik de côte d’Armor veel minder goed ken dan de zuidkust van Bretagne zijn we, in vier dagen, met een grote bocht via Normandië naar la pointe du Raz gereisd.
Er was op de dag van vertrek nog vanalles wat nog moest. Zo moest mijn lief nog even gauw die sollicitatiebrief schrijven, en omdat we het de week voor ons vertrek gewoon te druk hadden, waren we er überhaubt niet aan toe gekomen om de reis goed voor te bereiden. Maar vroeg in de middag waren we dan toch onderweg.
Omdat we mijn zus Jeanine al weer even niet gezien hadden èn de komende drie weken niet kunnen zien, was de eerste stop in Rijsbergen. Een stormbezoekje om te vertellen waar we heen gaan, elkaar even vast te houden, een bakkie pleur, nog een knuffel en door.
We zijn gekomen tot Amiens. Hier vonden we een prima budget hotel met uitzicht op de Notre-Dame. Een prachtige kathedraal die we bij een volgend bezoek eens moeten bezoeken. La Somme, Picardië, is een prachtige streek die ik tot mijn schande alleen maar ken van het er doorheen rijden. Deze reis hebben we er twee keer overnacht en mijn interesse voor de streek en haar cultuur èn keuken is gegroeid.
Na het ontbijt in Amiens zijn we naar Bayeux gereden om daar het bekende tapijt te bewonderen. Ik was er als kind al eens geweest en dat kon ik me nog goed herinneren. Tegenwoordig krijg je een soort mobieltje mee dat je, per fragment, uitleg geeft in de door jou gewenste taal. Hierdoor krijg je er zonder er over te lezen en naslagwerken te moeten raadplegen ineens heel veel van mee. Erg interessant en een absolute aanrader als je iets meer wilt weten over de geschiedenis van Europa, Groot-Bretagne en Frankrijk.
Modern als wij inmiddels zijn zochten we via de App’s van TripAdvisor en Booking.com een onderkomen voor de nacht. Het werd la Maison de l’Oraille in L’Etang-Bertrand. Bij aankomst op het binnenplaatsje van het prachtige landhuis troffen we een stomverbaasde, edoch uitermate vriendelijke dame. Ze verwachtte immers geen gasten. Het nieuws van de booking.com reservering had haar duidelijk nog niet bereikt, maar we werden hartelijk ontvangen, kregen een rondleiding en mochten een kamer uitkiezen. De badkamer was zo groot als de huiskamer van een gemiddelde doorzonwoning. We hadden aan de achterkant uitzicht op een tuin met palmbomen en hoge coniferen. Terwijl onze kamer in gereedheid werd gebracht, en onze gastvrouw haar mail ging lezen, zijn we naar het haventje Barfleur gereden. Na een korte wandeling zat ik ineens met uitzicht op rotsen en zee. Niet veel later zou ik de eerste oesters van deze trip eten.
Op de grens van Normandië en Bretagne ligt een bezienswaardigheid waar je niet om heen kan; de Mont Saint-Michel. Na ons overheerlijk ontbijt verlieten wij het mooie landhuis dan ook op weg naar deze attractie.
Bij mij komen op zo’n reis een eindeloze hoeveelheid herinneringen en anecdotes naar boven omdat ik met mijn ouders, soms zelfs meerdere keren per jaar, heen en weer reisde tussen Bretagne en Brabant. In het begin, we schrijven begin jaren zestig vorige eeuw, waren er nog geen snelwegen. De reis duurde dan ook minstens drie dagen. Ik heb, als kind, het landschap en de dorpjes en steden heel wat keren vanaf de achterbank aan me voorbij zien schuiven.
Natuurlijk is het heel fijn en practisch dat de afstand nu makkelijk in één dag is te rijden. Mijn record heb ik gereden op de motor. Toen was ik binnen 12 uur van deur tot deur vanuit Didam naar Lesconil. En dan ook nog eens minstens de helft van de tijd in de stromende regen. De aanleiding was wat minder. Ik ging toen naar de begrafenis van Yvonne Stephan, Vovonne, mijn ‘oma’. Toch mis je een hoop als je zo ‘ snel’ reist. Er is zoveel moois te zien en te beleven.
De Mont-Saint Michel is tegenwooordig afgesloten voor verkeer en er zijn gratis pendeldiensten vanaf de betaalde parkeerplaats voor de bezoekers. Ook is de weg er heen verhoogd zodat de attractie nu 24/7 bereikbaar is. Ik kan me nog goed herinneren dat ik een Renault 4 gezien heb die de bestuurder langs de weg had geparkeerd om het klooster te bezoeken zonder zich te realiseren dat dat gedeelte bij vloed onder water komt te staan. Het verval is daar zo’n beetje het grootst van de wereld zodat daar waar je bij eb kan lopen op de zelfde plek blij vloed 22 meter water kan staan. Zodoende was het in “de donkere dagen tijd” dan ook een strategische plek om je vesting en klooster te bouwen.
Toen we wegreden bij de Mont Saint Michel leek het even te gaan regenen, een druppel of acht. Precies op dat moment zag ik de opgestoken duimen van twee liftende dames. Het bleken twee Russische meisjes te zijn op weg naar Saint Malo. We moesten eigenlijk net voor Saint Malo van de snelweg af voor ons onderkomen in Saint-Père. Maar ingegeven door een combinatie van katholicisme, per slot van rekening hadden we net een bedevaartsoord bezocht, en zo’n gevoel van; als mijn dochter daar loopt te liften, hoop je ook dat ze door zo’n leuk stel wordt meegenomen, hebben we de dames toch maar even in Saint Malo afgezet. Wat maakt ons die paar kilometers extra uit. We waren toch aan de vroege kant.
Aangekomen bij L’atelier, alweer een aanrader, hebben we even in de prachtige tuin zitten wachten op de zeer gastvrije gastvrouw. Alle confituren bij het ontbijt, had ze zelf gemaakt. Als de tijd het haar toestond bakte ze ook het brood nog zelf. Er was wel versgebakken cake bij het ontbijt. Mooie schone kamers met prachtige details.
Saint-Père ligt vlak bij Cancale het walhalla voor de Bretonse oesters van de côte d’Armor. Daar bezochten we o.a. het oestermuseum met een rondleiding door ‘la ferme marine‘.
Zeer leerzaam. Er is zelfs een speciale rondleiding voor kinderen inclusief speurtocht en een interactieve tekenfilm.Aan het eind van de rondleiding kregen we één oester. Dat smaakte naar meer. We zijn dan ook linea recta doorgereden naar la marché aux huitres. 😋
We vervolgde onze reis in westelijke richting. Lesconil kon nog even wachten. Ons huisje daar was vanaf zaterdag besproken. De volgende stop werd Guingamp.
Wederom brachten de Apps ons naar een fijne chambre d’hôte. La suite 27. Een ruime slaapkamer met douche, privé toilet op de gang, een eigen woonkamertje met TV, koffie apparaat, bureau, eettafeltje en heerlijke bank. En we mochten ook nog gebruik maken van de mooie tuin. Helaas waren we er maar één nacht. Guingamp is ook best een leuk stadje met sfeer en geschiedenis. We aten in Brasserie l’O aan het water in het historische centrum. Geen culinair hoogtepunt, maar ook zeker niet slecht.
Vanaf Guingamp ging de reis eindelijk naar Sud Finistère. De eerste stop was Pleyben. Ik was daar twee jaar geleden voor het laatst om mijn vriend Ludo de laatste eer te bewijzen. We hebben de kerk waar destijds de dienst was bezocht en crêpes gegeten in de crêperie waar we nadien met de familie bijeen kwamen. Fijn om aan Juliëtte te kunnen laten zien waar ik toen was. Zijn ouderlijk huis, de kroegjes, het b&b waar ik toen sliep, etc. In Pleyben kwam ik al liftend met Rudi, toen we nog samen in ons studentenhuis in Tolhuis woonden. En later met il Popolo en met mijn gezin ten tijde van mijn huwelijk met Betje. Anecdotes ten over. Le gang de la Tulipe waar Ludo en zijn broers bij hoorde en waar Rudi en ik als Nederlanders, le pays des tulipes, voor muziek maakte terwijl zij het traditionele pétange met ronde kazen inzette. Sommige dingen kun je niet uitleggen, daar moet je bij geweest zijn.
Vanuit de ‘office de tourisme‘ van Pleyben en met medewerking van de met Ludo bevriende journaliste van de Ouest France, zijn heel wat optredens voor mij en het Commedia dell’Arte gezelschap “il Popolo” geregeld.
Ludo Kerdevez 2011
Ludo mijn vriend, je bent er niet meer, maar we hebben je toch bezocht, en ik zal je nooit vergeten. Féal da viken, kamaladiñ atao. Eeuwige vriendschap, kamaraden voor altijd.
Vanuit Pleyben reden we naar het pittoreske Locronan. Het stadje waarnaar ik genoemd zou zijn geweest als er in 1965 niet nog een officiele namenlijst bestond waar Ronan niet op voor kwam. Mijn naam Jan Willem, naar mijn twee opa’s, werd de eerste concessie in mijn leven.
Locronan is nog altijd prachtig en de oude huisjes doen, na al die jaren, nog altijd dienst als ateliers en (souvenirs)winkeltjes van kunstenaars en handelaars. Locronan was helemaal in de ban van de tour de France die twee dagen later zou langs komen.
Chambre d’hôte de Lohantec
Via Douarnenez waar ik ook heel wat voetstappen en herinneringen heb liggen, reisden we naar Mahalon waar ik nog nooit was geweest. Ook de gites en chambres d’hôtes de Lohantec zijn een aanrader. Je zit er dicht bij Audierne, la poine du Raz, Quimper en Douarnenez. Weer een perfecte plek om langer te verblijven. Wij bleven twee nachten. In de kroeg om de hoek keken we naar de WK wedstrijd waarin les bleus zich plaatsten voor de halve finale.
Bij la pointe du raz
Na een bezoek gebracht te hebben aan dit meest westelijke stukje vasteland van Europa zijn we via de Tronoën bij la torche, waar we een zeehond hebben gezien, Penmarc’h en Saint-Guénolé afgereisd naar Le Guilvinec.
Dejeuner chez La Chaumiere au Guilvinec
Le Guilvinec is de thuishaven van de vissersboten van Lesconil. Vandaar ook dat op alle schepen een code staat die begint met GV. Dit jaar liggen er nog maar twee “chalutiers” (visserskotters) in de haven van Lesconil. Naar alle waarschijnlijkheid hebben we dit jaar dus voor het laatst vissersboten gezien in deze haven. Het einde van een tijdperk. En dan te bedenken dat het er 58 waren in de jaren zestig. Wat een gemis. Europa bedankt. Mijn dorpje bestaat niet meer.
Men Gwen
Klik op de video om ‘m te starten
Voordat we naar ons vakantiehuisje gingen zijn we eerst even gestopt bij ‘Men Gwen’ Bretons voor de witte rots. Een plek waar ik heel veel tijd heb doorgebracht als klein kind. De plek die mijn ouders zo dierbaar was, dat ze die plek hebben uitgekozen als hun laatste rustplaats. Allebei kozen ze er voor om daar hun as te laten uitstrooien. Ik heb daar destijds zelf zorg voor gedragen, met alle gevolgen van dien. Het kan erg zweverig, esotherisch en soft over komen, maar voor mij voelde het een beetje of ik daar Juliëtte aan mijn ouders kwam voorstellen.
In Lesconil kwamen we aan op het afgesproken adres en Jean Louis, de verhuurder, kwam meteen aanlopen toen we de auto parkeerden.
Een fijn plekje al had het wat schoner mogen zijn en zo. We waren verwend de afgelopen tijd maar als ik de afzuigkap ga schrobben omdat ik er anders eigenlijk niet onder durf te koken snap je wel wat ik bedoel denk ik.
Toch hebben we er, in no time, ons plekje van weten te maken.
Toen we ’s avonds bijna thuis waren van een wandelingetje naar de haven kwamen we een stomverbaasde Claude tegen. “Tiens c’est vraiment toi. Jean Guillaime.Qu’est-ce que tu fait la? Ergo; ” Verrek, je bent ’t echt Jan Willem. Wat doe jij hier? Hij was de hond aan het uitlaten. Hun huis is schuin tegenover ons tijdelijk verblijf. We zijn deze week even buren. We waren de tuin al ingelopen toen hij me terug riep. We moesten beslist woensdag langs komen. Hun zoon Alain zou ’s middags ook langs komen. Zijn vrouw zou het ook fijn vinden. Zo gezegd zo gedaan.
Er kwam een enveloppe op tafel waar Jean Guillaume op stond met daarin diverse foto’s van optredens met o.a. Moment Suprême in auberge Ty-An-Aod (u kunt hier boven inzoemen)
De volgende dag liepen we richting het ‘plage du sable blanc‘ halverwege stopte er een witte auto met daarin mijn jeugdvrienden Gwenael en Laurence. Natuurlijk moesten we eerst even mee naar hun huis. We kregen direct foto’s te zien van de verse gezinsuitbreiding bij hun dochter Sabrina. Het is prachtig om ze te zien als blije, trotse grootouders. Laurence heeft momenteel drie banen. Ze heeft o.a. een mobiel kruidenierswinkeltje en onderhoudt het sanitair voor de passanten in de jachthaven. Gwen is maar één jaar ouder dan ik, maar hij is net met pensioen. Hij heeft tot vorig jaar gewerkt als kokkelvisser. Pecheur de palourdes. Een zwaar beroep.
Ze lieten ons zien dat er nog een schilderij van mij op een prominente plek in hun huis hangt. Daar ben ik dan weer stiekem best trots op.
Gwen en Lolo zijn niet zo van de social media en internet en we hebben er door de jaren heen geen gewoonte van gemaakt elkaar te schrijven of te bellen. Vroeger zagen we elkaar toch minstens één keer per jaar en was er dan altijd wel een moment om bij te praten.
Het is altijd fijn on te horen dat ze het de afgelopen week nog met Patrick Stephan over me gehad hadden. Zo van: “Hebben jullie nog iets van Jan Willem gehoord? Hij zou toch komen dit jaar?” Het verwijderen van mijn Facebook account was hier weer even niet handig. Blijkbaar werd ik ook hier gevolgd en tot overmaat van ramp moet ik vaststellen dat dat medium ook de enige manier was waarmee ik met de mensen hier nog in contact was.
De laatste keer dat ik ze bezocht is al weer zeven jaar geleden. Ik was daar toen met mijn, inmiddels overleden, ex-vrouw, Mia en mijn zus Jeanine. We hadden voor die vakantie een huis gehuurd achter de kerk. Tussendoor was ik alleen maar heel kort in de buurt geweest voor de uitvaarten van Vovonne en Ludo. Zo kort dat een stormbezoek aan mijn beste vrienden daar er zelfs niet in zat.
Het overlijden van Mia, dat kwam er dit voorjaar ook nog even tussendoor. Ik werd ineens gebeld door, Yvon, de vrouw van haar broer. Samen met Jeanine heb ik, namens Jeanine een mooie brief geschreven die door Yvon, is voorgelezen tijdens de uitvaart. Zo hadden we zonder aanwezig te zijn toch ons steentje bijgedragen. Jeanine had ook een kaarsje gebrand bij Mia’s foto.
Zoals dat helaas gaat op onze leeftijd bestaat het bijkletsen inmiddels in eerste instantie uit de opsomming van mensen die ons ondertussen ontvallen zijn. Waaronder in dit gesprek dus met name mijn ex vrouw en de moeder van Laurence. Haar moeder was zo’n lief mens. Ik heb alleen maar fijne herinneringen aan haar. De eeuwige lach op haar gezicht en haar exemplarische hartelijkheid en gastvrijheid.
Samen met Gwen en Lolo gingen we uiteindelijk toch nog zwemmen in de Atlantische oceaan. Eerst moesten we nog even hun nieuwe stacaravan zien. De nieuwe bron van inkomsten want die wordt verhuurd aan toeristen. Vandaag kwam er een Duits gezin in. Ik kreeg van Gwen een duikbril te leen en heb genoten van het heerlijk warme, kraakheldere water, het zwemmen met Juliëtte, de krabbetjes en heremietkreeftjes. Echt heerlijk. Wat kan ik dat in Nederland toch missen.
Natuurlijk moesten we ook even bij Nicole, de moeder van Gwen, op bezoek. Dat hebben we op dinsdag gedaan. Mijn moeder was 28 jaar en voor het eerst zwanger van mijn zus toen ze vriendinnen werd met Nicole die toen ook net zwanger was van Gwen. Dit was in 1964. Ik ken die twee dus echt al mijn hele leven.
Na 39 jaar trouwe dienst is Nicole gestopt met de “Ty An Aod” één van de meest authentieke havencafé’s die Bretagne gekend heeft en waar letterlijk mijn wieg en box hebben gestaan. Vrij vertaald schrijft ze; “Ik heb, in mijn bar, 39 jaar, bij heldere hemel, en in stormachtige tijden, het roer recht gehouden. Vandaar dat ik nog één keer vrienden en familie samen laat komen om mijn carrière, op gepaste wijze, af te sluiten.”
Uitzicht vanaf Hotel du Port 2018
Het verhaal gaat dat ik aan de overkant van dit café, schuin boven het toemalige concurerende visserscafé; Café du Port, op kamer nummer vijf van Hotel du Port, verwekt ben. Dit hotel werd destijds gerund door Mam Goz; madame Corcufe, de moeder van mijn ‘Tad Goz’ tonton Louis Stephan. De jaren daarna vervulde Louis en zijn vrouw Yvonne voor mij en mijn zus de rol van opa en oma. Gevoelsmatig waren (zijn) deze mensen voor mij meer familie dan mijn bloedverwanten.
Louis runde café du Port, aan de straatkant, schuin tegenover Gilbert en Nicole’s Ty-An-Aod en Vovonne bestierde na de verbouwing, het café met zicht op de haven in het nieuwe gedeelte van het hotel. Toen de kinderen de zaak over namen zijn ze op de begane grond van het nieuwe deel gaan wonen. Uiteindelijk zijn ze er ook gestorven.
Juliëtte op la grande plage bij Men Gwen
Verse vis en kreeft recht van de boot
’s Morgens naar het strand, even naar de supermarkt, kijken naar een vissersboot die aanmeert en direct aan de wal zijn vangst verkoopt.
Een vissertje vele jaren eerder op La Tramontane
Even een stadje bezoeken, een crêperie bezoeken, wat cider proeven, en nog een dorpje bezoeken en, nu we er toch zijn, even wat moois uit de oceaan degusteren en anecdotes opdissen. Zo’n week vliegt voorbij.
Op dinsdag kwam er spannend nieuws uit Nederland. Juliëtte mag op kennismakings- sollicitatiegesprek.
En dan was er ook nog voetbal. Niet iets wat heel erg mijn aandacht heeft normaal maar we zijn in Bretagne, en of ze daar nou blij mee zijn of niet, dat hoort bij Frankrijk. Op dinsdag was de halve finale. We zijn gaan kijken in Le Quincy. Gelukkig waren we op tijd gegaan en zodoende hadden we plaatsen aan de bar met zicht op het grote scherm waarvoor zich het plaatselijke jeugdteam had genesteld. Ze waren op een aandoenlijke manier enthousiast, luidruchtig en zenuwachtig tegelijk. Ze zorgde ontegenzeglijk voor heel veel sfeer. Sommige bezoekers dachten even dat we Belgen waren, Nederlands lijkt natuurlijk voor hun altijd vooral op Duits, maar met zo’n wedstrijd tegen de rode duivels …. Het spijt me voor mijn Belgische kennissen, klasgenoten en vrienden, jullie waren beter. Maar ja, zoals mijn motorrij-instructeur ooit zei; “We kunnen natuurlijk op je grafsteen bijtelen dat je voorrang had. Maar overleven is wellicht voornamer.” Of kan ik misschien beter Cruijf citeren; “Zij konden niet van jullie winnen, maar jullie konden wel van hun verliezen.” Het blijft spijtig. Net als die finale met Cruijf in Argentinië. Hier stopt ongeveer mijn voetbalkennis. Het bleef nog lang onrustig in het kleine dorpje dat dapper weerstand bleef bieden. De bart hing dit keer niet gekneveld in een boom maar scandeerde; “Allez les bleus en on est en finale met de meute mee”.
Zo’n week is veel te kort, ik had nog naar Quimper gewild en Benodet en Ile Tudi, les illes de glenans, etc. Wie weet een volgende keer.
We zijn wel naar de hoofdstad van le pays Bigouden geweest; Pont l’Abbé. Twee keer zelfs. Dat moest ook wel want we wilde op vrijdag naar het concert van Carlos Nūñez en het was me niet gelukt om online kaarten te bestellen. Het optreden was een onderdeel van “la fête des brodeuses”. Het office de tourisme bood uitkomst. Bij ons eerste bezoek hebben we het Museum van de borduurkunst bezocht. De borduurkunst is een belangrijk onderdeel van de Bretonse Keltische cultuur.
Op de terugweg zijn we naar Loctudy geweest en hebben we daar geluncht. Zo kon ik Juliëtte ook de mooie kustweg van oost naar west richting Lesconil laten zien, maar die werd inmiddels wel een beetje kust-, vissersplaatsje- en haven- moe.
Op woensdag was het, net als vroeger markt in Lesconil. Niet meer op het plein bij ’t nieuwe postkantoor (sinds 1965) en de kerk (sinds de 14e eeuw). Tegenwoordig is de markt aan de haven. Mooi pittoresk natuurlijk en behalve groenten en fruit verkopen ze tegenwoodig met name souvenirs en prullaria. Ook daaraan merk je dat het geen vissershaven meer is. Lesconil is een port de plaisance geworden.
Gelukkig werd er op de markt nog wel vis verkocht en ik heb een mooie verse schol gekocht. De visboer wilde ‘m voor me fileren, maar ik had niet voor niets mijn fileermessen en pincetten mee genomen. En ook mijn oestermes kwam van pas want de dames uit Loctudy van de plaastselijke oesterkweker stonden gelukkig ook nog op de markt. Toch heel fijn dat sommige dingen wel blijven.
Even later rook het heerlijk in ons tijdelijk verblijf en hebben we zitten smullen. De kok èn zijn gade waren tevreden. Na de maaltijd zijn we in de haven bij de buren van hotel du port gaan kijken naar de andere halve finale.
We zijn, tijdens de markt, even langs geweest bij Cathy, de dochter van Yvonne en Louis. Ze was thuis maar druk met oma zijn. Ze had haar handen vol aan de dochter van haar dochter Manon. Ze vertelde nog wel even snel dat haar broer, Patrick niet meer boven het hotel woont maar terug is naar het huis waar hij met Clair (de moeder van zijn kinderen Caroline en Loic) woonde en dat er ook gezinsuitbreiding is bij haar zoon Nicolas. Ik heb al deze ouders als babytjes gekend. En dat alles vertelde ze op de stoep van de mater familias, mijn Mam Goz. Wat vliegt de tijd.
Jammer dat het niet is gelukt om Patrick te treffen. Hij heeft beloofd me de keukengeheimen van Hotel du Port te vertellen. Als hij me leert om met name zijn sauzen en soepen te maken ben ik ongeveer waar ik naar toe wil als kok.
Voordat we naar Pont-L’Abbé gingen, zijn we afscheid gaan nemen van Nicole. De schat had een culinair tijdschrift voor me gekocht omdat ze gehoord had dat ik voor kok aan het leren was. Ik moet ook gauw terug komen want niemand maakt zo’n lekkere sauce Armoricaine als zij en ze wil me haar geheim verklappen. Een soortgelijk aanbod als dat van Patrick die zo’n beetje vanaf dat zijn oma er mee stopte de keuken van hotel du port heeft geleid. Als iets smaakt, zoals ik het bij hem geproefd heb, is het goed. Hij is eigenlijk zo’n beetje mijn graadmeter en compas als het gaat om soepen en sauzen. Helaas was hij naar de tour de France gefietst, die aan kwam in Quimper, toen we hem wilde bezoeken. Reden te meer om terug te komen. Il faut partir pour revenir … Zodra budget en agenda het toe staan maar eens een trip die kant op plannen met als hoofddoel deze culinaire lessen.
Het concert was een absoluut hoogtepunt. Wat een virtuoos en wat een gastheer op het podium. Echt een belevenis. De plaatselijke Bagdad de Cap Caval mocht het voorprogramma doen. Iedereen stond al met de neus richting podium in de chapiteau, maar iedereen mocht omdraaien en naar buiten lopen waar tussen bar en kerk het voorprogramma begon. Het optreden ging daarna op het podium verder. Carlos werd bijgestaan door zijn vaste gitarist Pancho, zijn broer de slagwerker, een Ierse violiste en een Bretonse accordeoniste. Door het programma heen ontving hij diverse gastartiesten. Ik heb hem inmiddels meerdere keren zien optreden, waarvan de eerste keer op het festival Interceltique in Lorient. En al zou je denken dat het niet kan, hij wordt nog steeds beter.
Na het bezoek aan Nicole wilde we iets gaan eten in het Portugese restaurant wat nu gevestigd zit in Ty Martelot Breizh, het voormalige naai-atelier van Gilbert Divanac’h. Op de drempel ging mijn telefoon. Het was Roos, de dochter van Juliëtte en ze moest dringend mama spreken. Een vreselijk bericht. Danny is overleden. Mijn zwager, de man van Mila, de zus van Juliëtte. Terug naar huis dus.
Het nieuws was nog zo vers dat nog niet bekend was wanneer de uitvaart ging plaats vinden , maar we zouden, zodra dat bekend werd, op de hoogte worden gebracht.
We reizen dus niet volgens plan door richting onze vrienden in le charante maritime, maar via Concarneau en Normandië naar het noorden. De vrienden met wie we de laastste dagen van deze vakantie zouden doorbrengen hebben we laten weten dat de plannen gewijzigd moesten worden. Zij reageerden heel lief en wensten ons sterkte.
Niet veel later hoorde we dat de crematie op woensdag plaats ging vinden en dat we dinsdag nog afscheid konden nemen.
Het appartement in Concarneau was al besproken voor twee nachten. Dat kon allemaal net. En weer hadden we mazzel met onze logeerplek. Zo mooi en schoon. En alsof de grote voorzienigheid naar ons knipoogde hadden we een prachtig uitzicht over een groot kerkhof. Rustige buren. Verder had het appartement een mooie keuken, een heerlijk bed, een ruime douche, een leuke zithoek en een eethoek. Je zou hier ook weer goed een hele vakantie kunnen verblijven. Zelfs bij slechter weer.
Het was quatorze juillet, maar we waren niet echt in de feeststemming. We hebben op ons appartement de troostfinale gekeken en zijn daarna naar de haven naast la ville close gelopen. Er was een soort van souper marin waar we net op tijd waren voor de laatste tickets voor sardientjes met friet. We waren te laat en eigelijk waren ze al dicht. We kregen geen drank meer, ’t was tien uur geweest. De sardienenman toverde weliswaar nog een extra portie tevoorschijn. Op het terras van een kroegje, dat langzaam probeerde te veranderen in een discotheek, dronken we nog twee biertjes.
De volgende morgen heb ik Juliëtte lekker laten uitslapen en ben ik via het centrum naar het (stenen) strand gewandeld om toch nog een keertje te kunnen zwemmen. Op weg naar mijn zwemplek had ik ook geïnventariseerd waar we het beste naar de finale konden gaan kijken. Ook deze keer pakte dat goed uit. We hadden gewoon de beste plek van de kroeg. Even twijfelde we of ze daar de wedstrijd wel gingen aanzetten. De tv met groot beeld stond nog heel lang op de paardenracen. Pmu blijft belangrijk in la douce France, zelfs nog vlak voor de finale. Maar na de laatste paarderace schakelde ze over op de voorbeschouwing en stroomde de zaak vol met blauw en blauw, wit rood. De rest is geschiedenis.
Na de wedstrijd hebben we nog heerlijk gegeten nadat we de plaastelijke jeugd zich in de haven hebben zien werpen of geworpen worden. Een en al uitbundigheid die langzaam over ging in Bretonse dronkenschap. Veel toeterende auto’s met mensen met Franse- en Bretonse vlaggen er in en er op.
Tussen de feestende menigte door vonden we rond middernacht, of iets later ons appartementje terug.
Vroeg uit de veren en op naar het noorden. Zoals ik in het begin al liet doorschemeren hebben we op de terugreis weer voor Picardië gekozen. Juliëtte vond via de inmiddels bekende App weer een juweeltje op het platteland. La ferme du Scardon. Om Cruijf nog maar eens te citeren “Ieder nadeel heb zijn voordeel“. Dit boeren bedrijf moest door het Europees beleid de koeien inruilen voor toeristen. De kamer waar we in mochten verblijven was dan ook een verbouwde stal. Heel vernuftig en mooi gedaan. Aan ruimte geen gebrek. De tuin achter onze kamer vonden wij al mooi en groot. De tuin van de gastheer en gastvrouw, waarbij we weer aan een prachtige tafel des overvloeds aan het ontbijt verschenen, had meer de omvang van een stadspark, inclusief grote vijver met ganzen.
Om in stijl te blijven gingen we de avond voor dat ontbijt dineren in het naburige dorpje Saint Riquier in een Gault & Millau stulpje. Wat een verwennerij. Voor sommigen te ouderwets misschien, te klassiek wellicht ook, maar laat mij dan maar ouderwets zijn. Wat een sauzen, wat een mooie streekgerechten. Precies zoals ik het op school leer. Zoals mijn chefs op school het zouden doen. Copieus, ja, dat wel, maar lekker!
Op de routeplanner zagen we dat we ter hoogte van Arras weer op de snelweg terecht zouden komen.
Ik heb dus onze vrienden daar maar even laten weten dat we onverwacht in de buurt waren. Dat leverde een zeer gezellige koffie stop op bij Didier en Sandrine.
Vanaf daar zit je zo in België en bij Antwerpen kon ik alvast weer wennen aan het daar in de fille staan. Vanaf augustus zal dat iedere dinsdag weer mijn lot zijn.
Het laatste stukje terugreis verliep voorspoedig. Voor we daadwerkelijk naar huis gingen stopte we even bij Albert Heyn voor de meest noodzakelijke mondvoorraad. Als je daar samen achter je winkelwagentje loopt is de vakantie wel ineens echt voorbij.
Het heeft iets vreemds om je auto voor je deur te parkeren na ruim twee weken afwezigheid, en te zien dat de voordeur open staat. Met de sleutels in de deur. Onze vriend Rob, u weet wel, die van Rosalie en van theatergroep Hoi!, was de tuin aan het sproeien. Zoonlief Elias hielp me met het verzamelen van de uit ons appelboompje gevallen appels. Inmiddels is de home made apple pie al weer bijna op. We zijn weer thuis.